Logos

Schrijven voor expats en reizigers

Voor iedereen die de wereld ontdekt en zijn verhalen wil vastleggen

Ontdek meer English Nederlands

Creatief schrijven

Voor expats en reizigers

Deze module is speciaal ontworpen voor expats en reizigers die hun ervaringen in het buitenland op een creatieve manier willen vastleggen. Je leert hoe je levendige beschrijvingen maakt van nieuwe omgevingen, authentieke personages creëert gebaseerd op de mensen die je ontmoet, en hoe je culturele misverstanden en clashes kunt omzetten in boeiende verhalen. Daarnaast besteden we aandacht aan de unieke uitdagingen die het schrijven als expat met zich meebrengt, zoals het vertalen van culturele nuances en het vinden van je plaats in een nieuwe omgeving. Deze cursus helpt je om jouw unieke perspectieven en verhalen te verkennen en uit te drukken.

Je wordt aangemoedigd om diep in een nieuwe cultuur te duiken en de verschillende aspecten daarvan te onderzoeken en te beschrijven. Onze schrijfcoach staat bovendien klaar om je te begeleiden bij het omgaan met de emoties die kunnen opkomen tijdens het schrijven. Of het nu gaat om nostalgie, heimwee, of het gevoel van vervreemding, we helpen je om deze gevoelens om te zetten in krachtige verhalen die jouw lezers zullen raken.

Of je nu schrijft om herinneringen vast te leggen, anderen te inspireren met je verhalen, of om simpelweg je ervaringen te verwerken, deze cursus geeft je de tools om je reisverhalen tot leven te brengen.

Elke individuele cursus bestaat uit tien online bijeenkomsten van een uur en kost 500 euro. Het is ook mogelijk om losse lessen te boeken voor 55 euro per les. Aanmelden: logos@kleinloog.eu

Blogs

Op reis met Logos

Vallen voor de fiets

Het eerste wat ik deed was vallen. Niet bescheiden, een charmant kreetje slakend en hopend dat niemand het gezien heeft, maar pal voor de fietsenwinkel, waar klanten en personeel op de stoep stonden te praten. Ik lag onder mijn gloednieuwe e-bike. Een meter had ik erop gereden, nog geeneens.
De hele week had ik me verdiept in tests van allerlei consumenten – en fietsersbonden, en had ik fietsenwinkels afgebeld om te vragen of ze toevallig nog die ene, bestgeteste e-bike in huis hadden. Dit zou de zomer van lange tochten door Nederland worden. Ik probeerde mijn gezicht te redden met een grap. ‘Ik heb vast het record van snelst vallende klant verbroken.’ Daarna fietste ik weg, met kloppend hart, zoals in 1966 een achtjarige Hetty op haar eerste Gazelle.

Ondanks dit slechte begin heb ik inmiddels diverse fietstochten gemaakt en staat de kilometerteller al op vierhonderd drieënzeventig. Het klapstuk vormde een tocht van honderdvijftig kilometer van Amsterdam via het Gooi naar Voorthuizen en terug door de Flevopolder via Almere (met tegenwind!) naar Amsterdam. Honderdvijftig kilometer, ik herhaal het nog maar even. Dat ik de dag daarna op apegapen met een dikke knie op de bank lag, meld ik terloops, tussen neus en lippen door.

Behalve dat ik genoot van het prachtige landschap waar ik in mijn eentje doorheen zoefde (De bossen bij Huizen! Het dorpje Blaricum! De polder bij Eemnes!), kwam ik op mijn e-bike ook tot bijzondere inzichten. Op de fiets denk je veel na. Dat kan niet anders als je alleen bent. Er ploppen veel vragen op. Van alles wat: triviale vragen, existentiële vragen, vragen over de liefde, praktische, beschouwelijke en ‘weetjes’ vragen. Het mooie van op de fiets zitten – zo ontdekte ik – is dat je de antwoorden niet op kunt zoeken, maar weer zelf moet bedenken. Dat zijn we niet meer gewend. Op alles heeft Google een antwoord. Zelfs als ik wandel haal ik om de haverklap mijn mobiel tevoorschijn om iets op te zoeken. En zo verleren we het om zelf een antwoord te formuleren en te houden van vragen zonder pasklare uitkomsten. Er is geen ruimte meer voor serendipity, de ongezochte vondst.

Al trappend op de pedalen vind ik het mijmeren terug, de meanderende gedachtes, de niet-doelgerichte associatieketens. Zo passeerde ik in een weiland een bord met een foto van een vogel en zijn naam: Tureluur. Was eerst die vogel er en daarna het woord tureluurs, zoals in ‘Ik word tureluurs’? vroeg ik me af. Of andersom? Werden we tureluurs van die vogel en noemden we hem daarom de Tureluur? Als je het antwoord wil weten, typ je het in bij Google, als je dat niet meteen wil, kun je hier een tijdje over doen en kom je op rijmpjes, grappen en vergelijkingen.

Ik dacht al fietsend ook na over mijn stamboom, die ik sinds kort aan het uitzoeken ben. Van mijn moeders kant ben ik op het spoor van de familie Mulder, die eind achttiende eeuw nog Muller of Mölder heette en vanuit Duitsland naar Nederland emigreerde. Zou die Duitse ‘Mulder’ als Prins Bernhard geklonken hebben? peinsde ik. Kon zijn vrouw hem wel verstaan? Waren er spraakverwarringen? En ik fantaseerde vervolgens over het leven van een verre bet-bet-overgrootvader en zijn bruid.

Wat ik hiermee zeggen wil, is dat je fietsend afstanden aflegt, zowel door prachtige landschappen, als in je hoofd. Het brengt je niet de kortste of de snelste weg, maar verder kom je zeker.

Over moed

Op de bodem van de Golf van Siam zit mijn meisje in lotushouding. Luchtbellen stijgen op uit haar mond. Adem uit, adem in, adem uit, adem in. Bubbelbubbel, in beheerst tempo. Van achter haar duikbril kijkt ze me aan. Ik besef dat ik een verschrikkelijke vergissing aan het maken ben. Duiken, dat leek me echt iets voor mij. Eindelijk een sport waarbij je alleen maar hoeft te blijven ademhalen en waarbij je, als je niets doet, beloond wordt met een schitterend onderwaterpanorama, gepresenteerd door gastvrije vissen. Mezelf rustig laten zakken, daar ben ik vast goed in. Toen ik dan ook ontdekte dat op het eilandje Koh Tao, onze vakantiebestemming in Thailand, duikles werd gegeven, was ik meteen enthousiast. Ik zou mijn duikbrevet gaan halen!

Anna voelde er niets voor. “Ik ga wel in het bootje zitten lezen als jij duikt”, zei ze. Ik vervloekte National Geographic, dat met rampenverhalen over haaien, meterslange kwal-tentakels en giftige pijlvissen haar onbezorgdheid had getorpedeerd. “Die zijn daar niet”, zuchtte ik geërgerd, “Kom op, zoek het avontuur, ben jij nou een meid van stavast?” “Nee.”

Op Koh Tao belandden we op een schitterend strandje met een koraalrif. Idyllischer kon niet. Fijn, wit zand en schuine, fotogenieke palmbomen. Glashelder water met tropische vissen die op onze komst zwommen te wachten. En natuurlijk, daar kwam ik voor, een duikschool. De eigenaar, een stoere Brit, noemde de prijs van Duikles-voor-beginners (the cheapest of the world) en vertelde verheugd dat wij duikles in het Nederlands konden krijgen. Alles zat mee. Toen we terugliepen aarzelde Anna: “Ik heb het gevoel dat ik een kans laat liggen als ik het niet doe”. Yes! “Dat is ook zo angst is een slechte raadgever je vindt het vast geweldig en als je het niet meer ziet zitten kun je altijd nog afhaken niet geschoten is altijd mis geef het een kans.” Anna zuchtte en gaf zich gewonnen. Later vertelde ze dat ze overstag ging omdat ze weinig fidussie had in mijn praktische vaardigheden en dat ze in de buurt wilde zijn om mij te kunnen redden.

De duikleraar was een Belg. Een behoorlijk onverstaanbare Vlaming, die ook nog eens in een poging om geruststellend te klinken alles binnensmonds bagatelliseerde. We hadden getekend dat de duikschool niet aansprakelijk zou zijn als er iets met ons zou gebeuren. Als we precies, maar dan ook precies deden wat ons verteld werd, als we goed luisterden en de orders van de duikinstructeur nauwgezet opvolgden, kon er niets misgaan, zo werd ons verzekerd. Dus alle mogelijke rampen die tijdens de theorieles de revue passeerden (zuurstofvergiftiging, decompressieziekte, longoverdrukletsel, gescheurde trommelvliezen, stikstofnarcose, luchtbel via de bloedbaan in de hersenen, coma, pijnlijk sterfproces, dood) zouden NIET gebeuren als we maar goed luisterden. Maar eh… ik versta het Vlaams niet zo goed. En ik versta al helemaal bagatelliserend Vlaams niet zo goed. “Allee, er is een levensgevaarlijk slang in zee, als je daardoor gebeten wordt sterf je een zeer pijnlijke dood, maar daar is er hier maar één van hè”. “Haaien, nee die komen hier meestal niet voor, er is in deze baai één babyhaai” (maar waar is de móeder!?!). “Ach, er zijn hier zwarte visjes, die iedereen altijd agressief aanvallen, maar dan steek je gewoon je zwemvlies uit en dan bijten ze daar in.” “Alleen de hele lelijke vissen en de hele mooie vissen kunnen gevaarlijk zijn” (maar mij is altijd verteld dat mooi en lelijk relatief is) . Ik deed mijn uiterste best om hetgeen verteld werd nauwkeurig in me op te nemen. Er waren ezelsbruggetjes om de volgorde van bijvoorbeeld het controleren van de duikuitrusting te kunnen onthouden: Bangkok Girls Are… wat waren Bangkok girls ook alweer? En waar stond de letter B ook alweer voor? Vest? Lood? Zuurstof? Maar dat begint allemaal niet met een B. Ik voelde hoe mijn hersencellen er één voor één de brui aan gaven. Alle luiken klapten dicht en ik nam niets meer in me op. Het enige dat ik nog wist was, dat als ik goed luisterde en de orders nauwgezet opvolgden… In de binnenkant van mijn hersenpan heerste complete duisternis. Zo voelt het dus om de slechtste van de klas te zijn. Anna luisterde aandachtig en raakte haar angst voor haaien kwijt omdat het allemaal nog veel erger kon misgaan.

Direct na de theorieles volgde de eerste praktijkles, in het zwembad. Voor we met onze duikuitrusting inclusief lood het water in plonsden moesten we onze vesten opblazen. Ha, die knop vond ik. Tsssss, mijn vest liep vol. We belandden allemaal in neutrale drijfstand in het water en formeerden ons rechtop drijvend, keurig in balans, rond de instructeur. Tenminste, dat was de bedoeling. Ik had blijkbaar mijn vest te hard opgeblazen en kon met geen mogelijkheid rechtop blijven. Ik stak een eind boven het water uit en de zware zuurstoftank trok me naar achteren. Verwoede pogingen om in evenwicht te komen mochten niet baten. Als een Michelin mannetje duikelde ik dwars door de aandachtig luisterende groep. Met zwemvliezen had ik ook geen ervaring dus die boden mij geen enkele hulp. Integendeel, in mijn pogingen om in een stabiele stand te geraken maaide ik met zwemvliesvoeten en armen al spetterspattend om mij heen. Ik geef toe, ik was een storende factor. Omdat niemand een krimp gaf en de humorloze instructeur mij ook geen hulp bood, werden mijn verende en rondtollende bewegingen steeds wanhopiger. Uiteindelijk belandde ik bovenop de instructeur. ‘Heb ik er zo een in mijn groep’, hoorde ik hem in stilte verzuchten.

Alle oefeningen deden we één keer en dan moest het goed zijn. Ik kon mijn zuurstofslang niet bovenlangs vinden, maar dat moest ik maar zo laten, zei de Vlaming. De oefening waarbij ik het water uit mijn masker moest halen lukte ook niet zo best, maar dat was geen punt. Bij de opdracht ‘zuurstof aan je buddie vragen als je dreigt te stikken’ was ik het gebaar vergeten. Maakte niet uit. De enige aanwijzing die ik bij elke mislukte oefening kreeg was: “Blijven ademhalen, Herty” (zo noemde hij mij). Herty was zo goed als opgegeven, type hopeloos geval, aan Herty zou niet veel verloren gaan.

Anna vertelde me na afloop van de eerste dag, dat ze het niet leuk had gevonden. Voor haar hoefde het allemaal niet meer. Een rotgevoel aan je oren en een groeiende angst voor wat er allemaal mis kan gaan. Waarom déden we dit? Ik pepte haar op: Laten we niet opgeven. Morgen is er weer een dag en we gaan er weer met frisse moed tegenaan. Morgen zouden we immers op volle zee gaan duiken en echte vissen zien. Niet die te lelijke of te mooie, ook niet die zwarte agressieve, maar gewoon leuke, kleurige, vriendelijke vissen. “Ja ja”, twijfelde Anna.

De volgende ochtend was Anna stil en uit haar hum. Ik probeerde de moed erin te houden en vertelde dat de zee voor duikers veel minder moeilijk is dan een zwembad. Dat had ik namelijk opgevangen. Bovendien waren Anna en ik buddies en buddies laten elkaar nooit in de steek.

Toen we vlak voor het grote zee avontuur elkaars duikuitrusting controleerden, liep de Instructeur het niet na. Bangkok Girls Are… Are… Anna en ik controleerden de slangen en hielpen elkaar zo goed en zo kwaad als het ging. Met lood in onze schoenen en om ons middel sjokten we naar de kustlijn. Ik liep voorop en hoorde Anna aan de instructeur vragen: ‘Heb ik haar zuurstoffles nou open – of dichtgedraaid?” Waarop ik wederom een onheilspellend mompelende geruststellening hoorde: ”Links is open, rechts is dicht”. “Ja maar ik heb hem naar bóven gedraaid”. Stilte. Geen controle. Gewoon doorlopen naar zee. We snorkelden met onze zware duikuitrusting van de kustlijn af. Onderweg zagen we de babyhaai. En nou maar bidden voor een ontaarde (ontzeede) haaienmoeder. Bij een boei moesten we aan een touw afdalen. Ik zag de andere cursisten een voor een onder water de diepte in verdwijnen. Nu wij. Anna ging eerst, toen ik. We zakten een meter, nog een meter, nog een meter, en verder….

En nou zit Anna ongelukkig op de bodem van de zee. Ze doet in lotushouding haar best om niet in paniek te raken. “Niet in paniek raken, dat is levensgevaarlijk!” was ons immers nadrukkelijk op het hart gedrukt. Ik zie haar zitten, mijn dappere dochter en ik denk: ‘Ik lijk wel hartstikke gek. Ze zit daar om mij, door mij, voor mij’. Met duim, wijs – en middelvinger vorm ik een rondje en gebaar ik of het oké met haar is. Het antwoord is: zozo. Mijn hart breekt. Alles lijkt groter onder water, zo ook mijn schuldgevoel. Ineens heb ik verschrikkelijk te doen met Anna met haar avontuurlijke, walgelijk optimistische moeder. Met Anna die liever in een bootje een boekje zit te lezen. Anna die door de plannen van haar moeder op de bodem van de Golf van Siam is beland. ‘Het is nog niet te laat’, bedenk ik. ‘We gaan nu naar boven en kappen ermee’. Ik gebaar naar de instructeur dat we naar boven willen. Maar dat gaat zomaar niet. Hij grijpt me driftig bij mijn pols en trekt me mee. ‘Kijk om je heen, kijk naar de vissen’, gebaart hij ongeduldig met twee vingers wijzend naar zijn brillenglazen en vervolgens naar de omgeving. Kijk!. Maar ik kijk niet naar de vissen, ik kijk achterom en zie Anna nog steeds in lotushouding. Als ik me probeer los te rukken, trekt hij me mee. En ik mocht mijn buddie niet in de steek laten, laat staan mijn dochter! Ik raak steeds verder van haar af. Ik doe een poging om naar Anna te zwemmen, maar de instructeur trekt me weer terug. Nu is wat mij betreft de maat vol. Ik geef hem een onderwaterpor en probeer blubblublub met het beetje gezag dat ik in me heb duidelijk te maken dat er met mij niet te spotten valt en dat als ik wil naar boven wil, dat ook gebeurt. Al mijn onderwater autoriteit haal ik uit de kast en ja hoor, gelukkig… Geërgerd geeft hij het teken, dat iedereen naar boven moet. Eenmaal met het hoofd boven water deel ik mee ik dat het wat Anna en mij betreft einde oefening is en dat de duiksport het voortaan maar zonder ons moet stellen. De instructeur explodeert. Nog nooit is iemand zo tegen me tekeer gegaan en ditmaal versta ik hem wél. Ik hoor dat ik niet mag stoppen, dat ik over mijn grenzen moet gaan. “En toch kappen we ermee”. Nog zwaarder geschut: “Herty, dit is nog niets, ge zijt hier toch niet bang voor, dit heb ik al driehonderd keer gedaan en nog nooit meegemaakt, ge verpest het allemaal!”. “Oké, ik ben een watje en een loser en we zwemmen terug naar de kant. Kom, An”. En dat doen we, een boze, tierende instructeur achterlatend.

Als we ver genoeg uit het zicht zijn steken Anna en ik opgelucht onze duimen naar elkaar op. Anna straalt: “Dat je dat durft, dat je zo tegen die kwaaie schreeuwende instructeur in durft te gaan.” “Natuurlijk. Wat hebben we met die man te maken? Hij kan hoog en laag springen, maar als we iets niet willen, dan doen wij Kleinlogen dat niet”. Anna lacht. Even ben ik weer haar held. Te veel eer, besef ik met nog een vaag schuldgevoel, want juist ik had haar in deze situatie gebracht. En ik had gestunteld, gefaald, een modderfiguur geslagen. Het maakt allemaal niet meer uit. Het avontuur is over, we hebben samen weer iets beleefd.

We zwemmen een tijdje hand in hand snorkelend terug naar de kust. We wijzen bewonderend naar de vissen en het koraal. Dan komen we even boven water. Ik haal mijn snorkel uit mijn mond. “Weet je, Ik voel me helemaal geen watje, ook geen loser.” “Dat ben je ook niet.” “Soms is het dapper om toe te geven dat je bang bent”. Anna knikt. “Zo is dat. En ik ga nooit meer duiken, als je dat maar weet.’ “Nooit meer duiken, schat. Nooit meer.”

Brutale wolven

“Wolfwaarschuwing van kracht,” stond er in grote, schreeuwerige letters op de oude, rafelige poster die aan een kromgegroeide boom hing. Het was een koude, mistige ochtend in het regenwoud van Canada, en de poster hing daar als een somber voorteken aan het begin van het pad waar we aan stonden. “Oh,” zei ik zachtjes, terwijl een rilling over mijn rug liep. Volgens de poster was er een roedel wolven actief in het gebied, en deze wolven gedroegen zich zo brutaal dat ze zelfs niet meer bang waren voor mensen. Er waren recent aanvallen geweest. Mijn hart klopte als een hamer tegen mijn ribben terwijl ik de waarschuwingen las. ‘Als je oog in oog komt te staan met een wolf,’ las ik, ‘hou dan oogcontact! Draai je nooit om, laat staan dat je wegrent.’

En als de wolven je zouden benaderen, moest je stokken en stenen naar ze gooien. En dan, het allerergste: ‘Als niets anders helpt, vecht dan.’ Oh, hoe ik hoopte dat het nooit zover zou komen!

Ik had me mentaal voorbereid op beren. In mijn hoofd had ik al duizend keer nagedacht over hoe ik met een beer zou omgaan: je maakt jezelf groot, je zwaait met je armen, je schreeuwt als een maniak – en als dat niet werkt, dan had ik altijd nog de bearspray die we die ochtend hadden gekocht. Maar wolven? Wolven waren anders. Sluw, met scherpe tanden en een gevaarlijke intelligentie, zoals de wolven in de sprookjes die oma altijd vertelde.

We hadden ook kleine metalen belletjes aan onze veters gebonden. Ons was verteld dat je het meeste risico loopt als je dieren verrast, en deze belletjes zouden ze horen aankomen. Maar wat we pas na de wandeling ontdekten, was dat deze belletjes juist nieuwsgierigheid wekken bij beren en wolven in plaats van hen af te schrikken…

We begonnen aan onze wandeling, het pad op dat zich als een kronkelige slang een weg baande door het regenwoud. Het was geen gewoon pad – het was een houten pad, een beetje verhoogd boven de grond, alsof we op een smalle plank in een sprookjesachtig bos stonden. Het leek wel een decor, met de natte, glinsterende varens die ons omringden als een groen gordijn, en boven ons de torenhoge bomen die in de mistige lucht verdwenen. Ik had nooit geweten dat er zo’n soort regenwoud in Canada te vinden was.

Terwijl we liepen, hoorden we allerlei vreemde geluiden. Het leek alsof een heel orkest van tropische kikkers en vogels zich had verzameld om ons te begeleiden op ons avontuur. Maar toen zag ik mijn moeder, die met haar bergschoenen piepte bij elke stap die ze zette, en ik moest lachen. Het was niet minder spannend daardoor, maar het haalde wel een beetje de scherpe kantjes van mijn angst.

Het pad was kort, maar het voelde alsof we door een betoverd bos wandelden. Gelukkig waren er geen levensbedreigende ontmoetingen met wolven – geen enge ogen die ons vanuit de struiken gade sloegen, geen harige, grommende figuren die plotseling tevoorschijn sprongen. Toen we het pad verlieten, voelde ik een mengeling van opluchting en een tikkeltje teleurstelling, alsof ik een avontuur had gemist.

Anna heeft gewoond in Engeland, Schotland, Canada, Nederland en Turkije, waar ze een schat aan verhalen heeft verzameld

Profiel van de schrijfcoach

Logos

Writing for Expats and Travelers

For everyone discovering the world and wanting to capture their stories

Discover More English Nederlands

Creative writing

For expats and travelers

This module is designed especially for expats and travelers who want to creatively capture their experiences abroad. You’ll learn how to craft vivid descriptions of new environments, create authentic characters inspired by the people you meet, and turn cultural misunderstandings and clashes into compelling narratives. We’ll also focus on the unique challenges of writing as an expat, such as translating cultural nuances and finding your place in a new setting. This course will help you explore and express your unique perspectives and stories.

You are encouraged to immerse yourself deeply in a new culture and explore its various aspects through your writing. Our writing coach is also here to support you in dealing with the emotions that may arise during the writing process. Whether it’s nostalgia, homesickness, or a sense of alienation, we’ll help you transform these feelings into powerful stories that will resonate with your readers.

Whether you’re writing to preserve memories, inspire others with your stories, or simply process your experiences, this course provides you with the tools to bring your travel narratives to life.

Each individual course consists of ten online sessions of one hour each and costs 500 euros. It is also possible to book single lessons at 55 euros per lesson. Register: logos@kleinloog.eu

Blogs

Traveling with Logos

Falling for the Bike

The first thing I did was fall. Not discreetly, with a charming little yelp and a hope that no one noticed, but right in front of the bike shop, where customers and staff were gathered on the sidewalk. There I was, sprawled beneath my brand-new e-bike. I hadn’t even managed to ride a full meter.
I had spent the entire week studying reviews from various consumer and cyclist associations, and calling bike shops to ask if they happened to have that one, top-rated e-bike in stock. This was going to be the summer of long rides through the Netherlands. I tried to save face with a joke. "I must have broken the record for the fastest fall by a customer." Then I rode away, heart pounding, just like eight-year-old Hetty did on her first Gazelle in 1966.

Despite this rocky start, I have since gone on several bike rides, and the odometer now reads four hundred seventy-three kilometers. The highlight was a one hundred fifty-kilometer ride from Amsterdam through the Gooi to Voorthuizen and back via the Flevoland polder through Almere (with a headwind!) to Amsterdam. One hundred fifty kilometers, let me repeat that. I mention in passing that the next day I was sprawled out on the couch with a swollen knee.

Besides enjoying the beautiful landscapes I cruised through on my own (the forests near Huizen! The village of Blaricum! The polder near Eemnes!), my e-bike rides also led to some profound insights. When you're cycling, you tend to think a lot. It's inevitable when you're alone. Many questions arise—trivial questions, existential questions, questions about love, practical ones, philosophical ones, and even random trivia. The beauty of being on a bike, I discovered, is that you can’t look up the answers; you have to figure them out yourself. We're not used to that anymore. Google has an answer for everything. Even when I’m walking, I find myself constantly pulling out my phone to look something up. And in doing so, we lose the ability to formulate our own answers and to appreciate questions without ready-made solutions. There’s no room left for serendipity, the unexpected discovery.

Pedaling along, I rediscover the art of daydreaming, the meandering thoughts, the aimless chains of associations. For example, I passed a sign in a meadow with a picture of a bird and its name: "Tureluur" (Redshank). I wondered, did the bird come first, followed by the word "tureluurs," as in "I’m going crazy"? Or was it the other way around? Did we go crazy because of the bird and name it the Tureluur? If you want the answer, you can type it into Google. If not, you can take your time and let your mind wander to rhymes, jokes, and comparisons.

While cycling, I also thought about my family tree, which I’ve recently started researching. On my mother’s side, I’ve traced the Mulder family, who in the late 18th century were still called Muller or Mölder and emigrated from Germany to the Netherlands. I wondered, did that German "Mulder" sound like Prince Bernhard? Could his wife understand him? Were there any language misunderstandings? Then I imagined the life of a distant great-great-great-grandfather and his bride.

What I mean to say is that cycling takes you distances, both through beautiful landscapes and in your mind. It may not be the shortest or fastest route, but it will certainly take you further.

Bravado

At the bottom of the Gulf of Siam, my girl sits in a lotus position. Bubbles rise slowly from her mouth. Breathe out, breathe in, breathe out, breathe in. Bubble, bubble, at a controlled pace. From behind her diving mask, she looks at me. I realize that I am making a terrible mistake. Diving seemed like the perfect sport for me. Finally, a sport where all you have to do is keep breathing and, if you do nothing, you’re rewarded with a stunning underwater panorama presented by welcoming fish. I thought I’d be great at gently sinking down. So when I discovered that diving lessons were offered on Koh Tao, our vacation destination in Thailand, I was immediately excited. I was going to get my diving certification!

Anna wasn’t interested. “I’ll sit in the boat and read while you dive,” she said. I cursed National Geographic for undermining her ease with its stories of shark attacks, meter-long jellyfish tentacles, and poisonous arrowfish. “They’re not there,” I sighed in frustration. “Come on, seek out the adventure. Aren’t you a girl of grit?” “No.”

On Koh Tao, we found ourselves on a stunning little beach with a coral reef. It couldn’t have been more idyllic—fine white sand, slanting, picture-perfect palm trees, and crystal-clear water filled with tropical fish, seemingly waiting for our arrival. And of course, the real reason I was there: a dive school. The owner, a rugged Brit, quoted the price for Beginner’s Dive Lessons (the cheapest in the world) and excitedly mentioned that we could even take the lessons in Dutch. Everything was falling into place. As we walked back, Anna hesitated. “I feel like I’d be missing out if I didn’t do it,” she said. Yes! “Exactly, fear is a bad advisor. You’ll probably love it, and if you change your mind, you can always back out. Nothing ventured, nothing gained—give it a shot.” Anna sighed and gave in. Later, she confessed that she agreed because she didn’t have much confidence in my practical skills and wanted to be close by in case she needed to rescue me.

The diving instructor was a Belgian guy, a rather incomprehensible Flemish speaker who, in an attempt to sound reassuring, mumbled and downplayed everything. We had signed a waiver stating that the dive school wouldn’t be liable if anything happened to us. As long as we followed the instructions precisely—listening carefully and obeying the dive instructor’s orders to a T —nothing could go wrong, we were assured. So, all the possible disasters that were covered during the theory lesson (oxygen poisoning, decompression sickness, lung overexpansion injury, ruptured eardrums, nitrogen narcosis, air embolism in the brain, coma, painful death) would NOT happen, as long as we listened well. But, uh… I don’t understand Flemish very well. And I certainly don’t understand downplayed Flemish. “Allee, there’s a deadly sea snake, and if it bites you, you’ll die a very painful death, but there’s only one of those here, okay?” “Sharks, no, they usually don’t come around here. There’s just one baby shark in this bay” (but where is the mother?!?). “Ah, there are these little black fish that always attack everyone aggressively, but you just stick out your fin, and they’ll bite that instead.” “Only the really ugly fish and the really beautiful fish can be dangerous” (but I was always told that beauty and ugliness are relative). I tried my best to absorb everything being said. There were mnemonics to help remember the order of things, like checking the dive gear: Bangkok Girls Are… what were Bangkok girls again? And what did the letter B stand for? Life vest? Lead? Oxygen? But none of those start with a B. I could feel my brain cells giving up one by one. All the shutters were closing, and nothing was getting through. The only thing I remembered was that if I listened carefully and followed the orders precisely… My mind went completely blank. So this is what it feels like to be the worst in the class. Anna listened intently and lost her fear of sharks because it turned out there were far worse things that could go wrong.

Immediately after the theory lesson, we had our first practical session in the pool. Before we jumped into the water with our diving gear, including weights, we had to inflate our vests. Aha, I found the button. Tsssss, my vest filled up. We all ended up in neutral buoyancy in the water, floating upright in a balanced circle around the instructor. At least, that was the idea. Apparently, I had overinflated my vest and couldn’t stay upright. I was sticking out of the water, and the heavy oxygen tank was pulling me backward. My frantic attempts to regain balance were in vain. Like a Michelin man, I tumbled right through the group, who were attentively listening. I had no experience with flippers, so they were of no help. On the contrary, in my efforts to find a stable position, I flailed around with my flippered feet and arms, splashing everywhere. I admit, I was a disruptive presence. Since no one reacted and the humorless instructor didn’t offer any help, my floundering and spinning movements became increasingly desperate. Eventually, I ended up on top of the instructor. “Do I really have one of these in my group?” I could almost hear him sigh silently.

We did each exercise only once, and it had to be right the first time. I couldn’t find my oxygen hose from over my shoulder, but I was told to just leave it. The exercise where I had to clear water from my mask didn’t go very well either, but that was no big deal. When it came to the task of “asking your buddy for oxygen if you’re about to choke,” I forgot the signal. Didn’t matter. The only instruction I received after each failed attempt was, “Keep breathing, Herty” (that’s what he called me). Herty was pretty much written off, classified as a hopeless case, not much to lose with Herty.

After the first day, Anna told me she hadn’t enjoyed it. She didn’t see the point of continuing. An unpleasant sensation in her ears and a growing fear of everything that could go wrong. Why were we even doing this? I encouraged her: “Let’s not give up. Tomorrow is a new day, and we’ll approach it with fresh determination. After all, tomorrow we’ll be diving in the open sea and seeing real fish. Not the overly ugly or overly beautiful ones, not those aggressive black ones, but just nice, colorful, friendly fish.” “Yeah, sure,” Anna replied, still uncertain.

The next morning, Anna was quiet and out of sorts. I tried to keep her spirits up and reassured her that the sea is much easier for divers than a swimming pool—at least, that’s what I’d heard. Besides, Anna and I were buddies, and buddies never leave each other behind.

Just before our big sea adventure, as we checked each other's dive gear, the instructor didn’t inspect it himself. “Bangkok Girls Are… Are…” Anna and I checked the hoses and helped each other as best as we could. With heavy hearts and gear strapped around our waists, we trudged to the shoreline. I led the way and heard Anna ask the instructor, “Did I leave her oxygen tank open or closed?” To which I once again heard the ominous mumbling reassurance: “Left is open, right is closed.” “But I turned it upwards.” Silence. No inspection. Just keep moving towards the sea. We snorkeled away from the shoreline with our heavy dive gear. Along the way, we spotted the baby shark. Now we just had to pray for a benign (or absent) shark mother. At a buoy, we had to descend along a rope. I watched as the other students disappeared one by one underwater. Now it was our turn. Anna went first, then I followed. We descended a meter, then another meter, and kept going...

And now Anna is unhappily sitting on the seabed. She’s doing her best to stay calm in a lotus position. “Don’t panic; that’s life-threatening!” we had been sternly instructed. I see her there, my brave daughter, and think: “I must be completely insane. She’s down there because of me, for me, because of my decisions.” With my thumb, index, and middle fingers, I make a circle and gesture to check if she’s okay. The response is: so-so. My heart aches. Everything seems larger underwater, including my guilt. Suddenly, I feel terrible for Anna with her adventurous, nauseatingly optimistic mother. For Anna, who would rather be reading a book in a boat. Anna, who ended up at the bottom of the Gulf of Siam because of her mother’s plans. “It’s not too late,” I think. “We’ll go up now and call it quits.” I signal to the instructor that we want to ascend. But it’s not that simple. He grabs my wrist firmly and pulls me along. “Look around, look at the fish,” he gestures impatiently, pointing first to his mask and then to the surroundings. Look! But I’m not looking at the fish; I’m looking back at Anna still sitting in her lotus position. When I try to pull away, he drags me back. I couldn’t leave my buddy behind, and especially not my daughter! I’m getting farther from her. I attempt to swim back to Anna, but the instructor pulls me away again. At this point, I’ve had enough. I give him an underwater shove and try to assert, with whatever little authority I have left, that if I want to go up, we’re going up. I pull out all my underwater resolve, and yes, thankfully… Annoyed, he signals that everyone must ascend. Once we’re back at the surface, I inform him that for Anna and me, it’s the end of the line here, and that the divingsport will have to manage without us from now on. The instructor explodes. I’ve never been berated like this before, and this time, I understand every word. He tells me I can’t quit, that I need to push my limits. “And yet, we’re quitting.” He brings out heavier artillery: “Herty, this is nothing! You’re not scared of this, are you? I’ve done this three hundred times and never seen anything like it. You’re ruining everything!” “Okay, I’m a wimp and a loser, and we’re swimming back to shore. Come on, An.” And that’s what we do, leaving behind a furious, ranting instructor.

Once we're far enough out of sight, Anna and I exchange relieved thumbs-up signals. Anna beams: “I can’t believe you stood up to that angry, shouting instructor like that.” “Of course. What does it matter what he says? He can jump up and down all he wants, but if we don’t want to do something, we just won’t.” Anna laughs. For a moment, I’m once again her hero. Too much credit, I realize with a twinge of guilt, as I had put her in this situation. I had fumbled, failed, and made a fool of myself. But none of that matters now. The adventure is over, and we’ve shared another experience together.

We swim hand in hand back to the shore, snorkeling for a while. We admire the fish and the coral as we go. Then we surface briefly. I take the snorkel out of my mouth. “You know, I don’t feel like a wimp or a loser at all.” “You’re not.” “Sometimes it’s brave to admit you’re scared.” Anna nods. “That’s right. And I’m never diving again, just so you know.” “Never diving again, sweetheart. Never again.”

Wolf Warning: A Cautionary Tale

"Wolf warning in effect", the large letters announces on the tattered poster hanging from a gnarled tree. It was a cold, misty morning in the Canadian rainforest, and the poster hung as a grim sign at the start of the trail. “Oh,” I said softly, a shiver running down my spine. According to the poster, a pack of wolves was active in the area, and these wolves were so brazen that they were no longer afraid of humans. There had been recent attacks. My heart pounded like a hammer against my ribs as I read the warnings. “If you come face-to-face with a wolf,” I read, “maintain eye contact! Never turn around, let alone run away.”

And if the wolves approached you, you were supposed to throw sticks and stones at them. And then, the worst part: “If nothing else works, fight.” Oh, how I hoped it would never come to that!

I had mentally prepared myself for bears. In my mind, I had thought through a thousand scenarios for dealing with a bear: you make yourself look big, you wave your arms, you scream like a maniac—and if that doesn't work, I had the bear spray we bought that morning. But wolves? Wolves were different. Cunning, with sharp teeth and a dangerous intelligence, like the wolves in the fairy tales Grandma used to tell.

We had also tied small metal bells to our shoelaces. We were told that the greatest risk occurs when you surprise animals, and these bells were supposed to alert them to our presence. But what we discovered only after the hike was that these bells actually pique the curiosity of bears and wolves rather than scare them away...

We began our walk on a path that wound through the rainforest like a serpentine trail. It wasn’t an ordinary path—it was a wooden walkway, slightly elevated above the ground, as if we were standing on a narrow plank in a fairy-tale forest. It felt like a set, with wet, glistening ferns surrounding us like a green curtain and towering trees disappearing into the misty sky. I had never known that such a rainforest existed in Canada.

As we walked, we heard a variety of strange sounds. It was as if an entire orchestra of tropical frogs and birds had gathered to accompany us on our adventure. But then I noticed my mother, whose hiking boots squeaked with every step she took, and I couldn't help but laugh. It didn’t make the experience any less thrilling, but it did take the edge off my anxiety a bit.

The trail was short, but it felt like we were walking through an enchanted forest. Fortunately, there were no life-threatening encounters with wolves—no frightening eyes watching us from the bushes, no hairy, growling figures suddenly leaping out. As we left the trail, I felt a mix of relief and a hint of disappointment, as if I had missed out on an adventure.

Anna has lived in England, Scotland, Canada, the Netherlands, and Turkey, where she has gathered a wealth of stories.

Profile of the writing coach